239 het nog maai' een paar jaren geleden in den Zaatn- slagpolder hij meerdere kreeken en wel inzonder heid in de nabijheid van den grooten en den klei nen tempel, vroegere bezittingen der tempelridders maar die Zaamslagpolder heeft almede jaren lang woest gelegen, en is eerst in 1649 herwonnen. Der gelijke spooksels zijn dus kinderen der verbeelding van latere geslachten, en wel van vreemdelingen, die zich hier op de nieuwe gronden nederzetteden. Maar wie waarborgt ons nu, bij de schromelijke veranderingen, welke Zeeland ondergaan heeftvoor de overige spooksels eene andere herkomst? Het elders heerschende geloof is herwaarts overgebragt, en er zijn ons geene middelen ter schifting overge bleven behalve het geslrengste onderzoek naar de oudheid der in aanmerking komende gronden. Wij behoeven evenwel ook niet meer, want de aloude offerplaatsen in Zeeland zijn reeds kenbaarder dan soortgelijke elders; wij hervinden ze trouwens in onze vliedbergen van welke wij reeds blz. 96104 en 112114 uitvoerig genoeg gesproken hebben, met opgave van voorwerpenuit dezelve voortge komen. Men hcrleze die opgave en vergelijke ze slechts met de vondsten b. v. op de beroem de offerplaats der Semnonen, door Tacitus (c. 39) beschreven en in onze eeuw hervonden. Waarin bestaan deze? in allerlei gebroken aardewerk of scherven beenderen van ossen paarden varkens, herten, geiten, honden, vogels, visschen; hoornen en tanden der genoemde dieren meestal half versteend; voorts overblijfselen van gereedschappen uit het da-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 259