246
niet in bijzonderheden verklaren kunnen; maar dit
willen wij nog ten besluite van deze doen opmer
ken dat de eerdienst blijkbaar was eene vereering
van den Ongeziene met en door de voortbrengselen
der Natuur. Gelijk men zijne grootheid en zijne
magt huldigde in de jaargetijden zoo bragt men
ook vermits men niet anders kon aan Hem een
gedeelte van zijne eigene gaven ten dankoffer, op
dat bet bleke dat men Hem als den Heer van alles
eerbiedigde.
III. Personen die de eerdienst bestuur
den. Bij de Germaansche en Gallische stammen
ontbrak het reeds ten tijde van Caêsar en Tacitus,
niet aan priesters of priesteressen, die de eerdienst
bestuurden; bij volksvergaderingen de rust hand
haafden en de raadplegingen leidden bij wigchela-
rijen bet lot trokken of uitspraak deden de toe
komst voorspelden; de wetten uitlegden; bel regt
handhaafden enz. Wij verwachten ze derhalve ook
in Zeeland, waar behalve de meer gewone offer-
piaatsen ook nog een bijzonder aanzienlijk en be
roemd heiligdom werd gevonden.
Beschouwen wij de monumenten, wij treffen op
enkelen er van priesters of offeraars aan (Zie PI. V.
n°. 10 en X. n». 20) en hooren wij de geschiede
nis, z.ij zegt ons, dat de delubri of idoli custos, de
tempelwachter op Walcheren, zijnen God verdedig
de, toen Willebrord op het eind der 7e eeuw diens
beeldtenis schond. Wij vinden ons alzoo in onze
verwachting wel niet bedrogen waar toch even
wel ook onze nieuwsgierigheid niet bevredigddie