249 hetgeen ons van de eerdienst in het gemeen en van de aloude Zeeuwsche priesterschap in het hij zonder waarlijk geen gering denkbeeld geeft. Van priesteressen wordt niet uitdrukkelijk ge sproken. Wij twijfelen er eyenwel geen oogenblik aan, of er waren hier ook vrouwen, die zich aan de dienst der Goden wijdden en beschouwd werden met de gave der voorzegging begaafd te zijn; want Eligios spreekt li van door booze geesten ge- drevenen die men meende door de Maan geregeerd en gekweld te worden." Daar nu inzonderheid de vrouwen zich aan de Maan toewijdden, hetgeen naderhand, genoemd werd, een verhond met den duivel maken," en alles wat van de heksen ge loofd wordt terugwijst naar eenen hoogen rang en roem, dien dergelijke vrouwen tijdens den bloei van het heidendom hezatenals begaafd met bo- venmenschelijke krachten, zoo houden wij het er voor, dat er van de vroegste tijden af ook zooda nige in Zeeland gevonden werden en wel zóó be roemde, dat zij zelfs als de matronae Nehallinehae werden gehuldigd en met dankoffers vereerd Wij willen hier nog één vermoeden mede deelen. Reeds eens en andermaal 2) hehbeu wij gesproken van het tot in de 9e eeuw voortgeduurd hebbende gebruik bij de Magusaners en de Zeeuwenom zelfs met zusters en moeders te huwenhetgeen ook in Oppersaxen bij de Hegelingen en IVölJin- Vs. blz. 79 en 212. Zie blz. 124 en 182.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 269