256
vail den slrijd gewagende tussclien de Hermun-
duren en Kattenspreekt van de zoutbronnen als
van heilige plaatsenvan welke de gebeden der
stervelingen bet best tot de Goden opstegen. In-
de (zegt bij) indulgenties Numinum illo in amne
illisque sylvis salem provenire, non ut apud alias
wgentes eluvie maris arescenle unda sed super ar-
»denlem arborum struem fusa contrariis inter se
elementis igne et aqua, concretum." Het bijzondere
en heilige van dat zout, was dus een gevolg van
deszelfs bereiding door de vereenigde kracht der
strijdige hoofdstoffen vuur en water En wat
was nu bet zeeuwsche zilzout anders? waarlijk
bet voegt bij eene eerdienst, gelijk ons onderzoek
ons die der aloude Zeelanders beeft doen kennen
want zout werd door bijna alle oude volken ge
houden voor een teeken van vriendschap en eens
gezindheid. Bij de Hebreen zoo wel als bij de Ro
meinen moest elk spijsoffer met zout besprengd
zijn. Homerus noemt het goddelijk, en Plato ver
zekert dat bet der Godheid aangenaam was; ter
wijl Ovidius (Fast. I. 337) verzekert, dat offers van
zout en meel de oudste waren.
Ante, Deos homini quod conciliare valeret
Far erat, et puri- lucida mica salis
Van de vroegste lijden af vond men ook zoutva
ten op de tafels der Nederlanders en hadden zij
daar eene bijzondere beteekenis. Hoe zullen wij
t) Verg;, liet aangevoerde blz. 133.