271 wezen staan. In de kerk bleef zoo wel een ge deelte van 's mans schand teekenen als ter vierschaar, en het geheel van deze regtspleging schijnt uit nog vroegere instellingen herkomstig te zijn geweest. In andere vonnissen lazen wijna het brengen van de kaars aan den altaar: ven daerna geban- vnen ut en eilande van Walcheren op haar nslinker ooge enz. te rumen het eylandt binnen derden getyde op verbeurte van o zijn eene oore," en m. d. waaruit zich de of fers van sommige bedevaartgangers van zelve laten ophelderenwant de bedevaarten geschiedden voor heen meermalen ten gevolge van een regterlijk ge wijsde. Ten bewijze mogen al wederom een paar vonnissen dienen te Vere geslagen. Den 15 Junij 1539 werd een sleper, die de gildeordonnanlie had tegengesprokenveroordeeld om te ruimen de stede en heerlykheid van der Vereen zal gaan te bevaart tot onzer Vrouwe te Aardenburg in Vlaanderen en offeren daar een keertsen van een half pond was en hooren de naaste misse, en zal nyet weder inne come, hij en brenge met hem bescheet van daar sulx volcome te hebbe op te correctie an de stad." En in 1545 werd een schipperdie zich omtrent den Heer of zijnen bail— juw missproken had, veroordeeld om te gaan te bevaart ten heyligen bloede binnen de slede van Bruggeen aldaer offeren een kaersse van een half pond was enz. Eiuiebiks, Vere II. G8, 81.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 291