273 j> m!t siiien eede «laer voer te stane cnde mil sire onsconde qniit te wesen dan die ghene die eysscher wareop hem eenich goet mit sinen eede halen mochte oifwinnen heten ware, dat die ghene, die ment goed eysschede off aeu- j> sprake hem verliet ende verbonden hadde voer sinen Heerejof in vryhede voer Scepene offuyt syns selfs ope- He brieff." Hij voegt er bijdat hij deze verklaring gaf: omme dat die goede Inde, die hier voorscreven siin dit seeckden voer een recht na ons landsrecht Nu vindt men het gestelde regtsbeginsel én in het Frankische én in het Oudsaxische regt; waaruit wij meenen te mogen opmakendat het van nog vroegere herkomst is. Daarenboven meenen wij in deze bepaling den oorsprong te vinden van het blz. 256 aangevoerde zout en brood eten, betgeen met den zuiveringseedvoorheen in Zeeland cus- tinglie genoemd, schijnt zamen te hangen. Men zie slechts de Zeeuwsche keure van 1290, art. 37. Het woord is evenzeer verwant met kost [eustus in de vroegere eeuwen) als met kuischen (volgens het Zeeuwsche dialect kuusckenzuiveren; en der halve regt geschikt om een geding aan te duiden, waarin men zich door zeker spijsgebruik kon of moest reinigen van den smetdien men door eene ingebragte beschuldiging had ontvangen. Onder de grondbeginselenwelke voor de bepa ling der godsdienstige denkwijze boven andere in aanmerking komenbehooren die welke betrek king hebben op het persoonsregtvermits dit weêr van invloed is op de bevoegdheid om een huwelijk 3) Zie het stuk bij van Mieris 5 Chart, b. IIhl. 245. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 293