276
de, nog bestaande hoewel meer en meer wegsterven
de sporen van deze met de aloude bepalingen in
vergelijking kunnen brengen doch wij willen dit
een en ander aan de eigenlijke regtskundigen over
laten, die, naar wij hopen, tot een nader en ger
zet onderzoek van dit punt zullen worden uitgelokt.
Wij achten de vrijwillig opgenomen taak volbragt
en willen alleen nog het besluit van ons onderzoek
met weinige woorden opgeven.
6.
Beslui t.
Wanneer wij aan het einde van ons onderzoek
de verkregene slotsommen zamenvatlen, dan vin
den wij dat én de oude gedenkstukkenén de
volksoverleveringen, én de plaatselijke benamingen
én de berigten van oude schrijvers zich vereenigen,
om ons de Godsdienstleer der aloude Zeelanders te
doen kennen als eene Natuurvereeringwelke
wij niet naauwkeuriger weten te bepalen dan met
de woorden: Vereering van God in de saizoe-
n en.
Die Godsdienstleer kan beschouwd worden ont
slaan te zijn uit eene vermenging van Keltische en
Germaansche grondbegrippengewijzigd naar de
natuurlijke gesteldheid der Nederlandenterwijl zij
op de oudste gedenkstukken wordt uitgedrukt door
zinnebeelden, die op zich zelve wel meestal van
Romeinschen oorsprong zijn, doch door het ver
band waarin zij voorkomen cenen Germaanschen