279 welgevallig zijn. Hij legt hieimede de pen neder, en neemt van zijne lezers afscheid met het woord van Houatius Si quid novisti reclius istis Candidus impertisi non, bis utere mecuin. kennen dan de heer Boddingh, en hiervan in deze verhandeling op nieuw eenige kleine bewijzen te hebben gegeven. Wij herhalen dus vooral nog die vroegere verzekeringen verklaren erzijnvoor ons in Zeeland geene woerden te ontginnen en wij bezitten noch vuurvlammen noch weerwolven om ze ons aan te wijzen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 299