VI voor een groot deel gesloten, en vele fraaije ge wrochten der klassieke kunst aan de oogen van hare beoefenaarsniet alleen binnen maar ook bui ten ons vaderland, onttrokken bleven. Het zeeuwsch genootschap der wetenschappen, meest van nabij met die behoefte bekendberaamde eindelijk, bij eene gunstige aanleiding, middelen om hier in te voorzienen liet mijdoor tusschenkomst van deszelfs medelid den heer j ab utrecht dresselhuis, verzoeken, om tot eene doelmatige uitgave mede te werken. Het vooruilzigt om eenen lang en veelzijdig gevoelden wensch vervuld te zien, deed mij niet aarzelen die vereerende taak op mij te nemen, en nadat de gewenschte afbeeldingen onder mijn toezigt in gereedheid gebragt en aan het Ge nootschap opgezonden warenontving ik van deszelfs voorzitter, Jonkheer b. de jonge, bij mis- sieve Middelburg Junij 1844het uitnoodi- gende berigt, »dat het aan het Genootschap bij zonder aangenaam zijn zoude, dat dit Merk door mij voltooid wierd door eene beschrijving der Pla ten of door zoodanige mededeelingen en opmer kingen als ik zoude vermeenen tot opheldering van het geheel belangrijk te zijn." Daar ik mij wegens de rigting mijner studiën en door gunstige omstan digheden in staat gevoelde eenige ophelderingen aangaande die gedenkstukken te geven, durfde ik mij ook aan deze uilnoodiging niet onttrekken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 306