IX Als op het einde des jaars 1646 de winden uit »den Noord-Oosten en uit den Oosten langen tijd ii met harde stormen waeiden, wierden de Duinen ii van Domburg door de golven van d'onstuimige en ii hoogopgedrevene Zee geweldig afgegeten; zoodat »men eindelijk op den 5 Januarij 1647 aen den voet van de selvige Duinen, verscheide steenen li van ongemeene Oudheit met beeltenissen, en op- i) schriften van verscheide Afgoden des Heydendoms iiontdekte; de Heeren Staten van Walcheren, li met de Gecommitteerde van Breede geerfden ii met den Dijkgraaf en Gezworens van de vijf iiAmbachten (gaven) last en orde, dat men do iigeseide steenen doen uitgraven en in goede be nwaring nemen zou; gelijk geschied is,Ik iiselfs korte dagen daerna, om de Winter-Vacantie, nvan d'Accademie t'Utrecht in Middelburg geko- iimen, heb mij terstond daer na toe begeven, en iid'opschriften van ses voornaeme steenen met eigen nhand uitgeschreven, een steenen Lampje, met li eenige Medaillekensaldaer voor geld bekomende." De afbeeldingen bij smallegange's beschrijving gevoegd, zijn in getal en bewerking geheel dezelf den als bij vredius; zoodat het niet twijfelachtig is of de koperen platen van vredius hebben daartoe gediend; en de ophelderingen van smallegange be staan enkel in eene verkorte vertaling van den tekst van vredius. Hoewel gezegde Platen als gravures,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 309