xvi
schrijving er sommige ophelderende aanteekeningeu
uit mede te deelenrust de dubbele pligt op mij
daarover eenig berigt te geven. Hoezeer hadden
wij gewenscht dat zulks door eene uitgaaf van
hetzelve overbodig geweest ware! Maar noch de
hoogleeraar j. w. te water, die daarop in 1802
hoop gegeven had noch de hoogleeraar c. j. c.
reuvens die na te water's dood in 1822 die
taak op zich genomen had2), hebben hun voor
nemen mogen volbrengen. Hoe zeer het zooda
nige uitgaaf verdiend had, zal men reeds beslui
ten kunnen, uit hetgeen de heer reuvens daarover
aanteekende: de geschreven verhandeling"el
ders zegt hij: »de geleerde commentarius over
de Godin nehalennia van den beroemden ilendrik
cannegieter welke w ijlen de hoogleeraar te water
«van 'smans zoon hermak cannegieter had ontvangen,
en die hij nog in den jare 1802 beloofde uit te
«geven, is door de uitnemende vriendelijkheid van
de erven van gemelden hoogleeraar in het bezit ge-
komen van den steller van dit berigt (reuvens). Hij
«hoopt van dezen schat het beste gebruik te ma
nken, dat in zijn vermogen zal wezen; maar ont-
veinst zich zeiven de moeijelijkheid niet om eene
«taak op te nemen, welker aanvaarding te water
Appendix narrationis de rebus Acad. Lugduno-Batavaep. 171.
2) Antiquiteiten door n. westendorp en c. j. c. reuvens, II. D.
II St. bi. 328.