XVII
»altijd had uitgesteld. Inmiddels, hoezeer verrijkt
met vele audere onuitgegevene en zeldzame stuk-
»ken over nehalennia, door den overledene reeds
bijeenverzamelden hoezeer door eigen onderzoek
»eenigermate tot dezen arbeid voorbereid, kan de
»ondergeteekende niet anders, dan aan alle, vooral
»Zeeu\vsche, geleerden en bezitters van hulpmid-
delen, die deze onderneming kunnen bevordeien,
dezelve ten vriendelijkste aanbevelen."
Toen met den dood van reuvens in 1835, voor
de tweede 'maal de hoop tot eene goede uitgaaf
verijdeld was, kwam dit IIS. van cannegieter, door
geschenk van de weduwe reuvens, in bezit van
de Tweede klasse van het Koninklijk Nèder-
landsche Instituut. Van deze ontving ik hetzelve
voor eenige jaren op verzoek ter leen, en werd
daardoor in staat gesteld deszelfs aanbelang door
eigen oudervinding te leeren kennen.
Het is geschreven door de hand van herman cannegie
ter, zoon van hendrik cannegieter, en beslaat groo-
tendeels in Commentariën op 44 Platen, gelijk men
uit de titels dier Commentariën moet afleiden; want
de Platen zelve zijn daarbij niet aanwezig. Onder
die 44 titels zijn echter niet enkel de Domburgsche
steenen begrepen, maar ook de Westkappelsche
van hercules machsanïïs en een te Deutz gevonden
outaar; terwijl onder den 44st™ titel de Romeinsche
penningen van Domburg;, van vitellihs tot op tetrt-