XXI schiedenis dier Platen te belangrijk is om hier niet over te nemen. Het luidt: In het jaar 1734 hield zich «de Heer H. CannegieterRector der Latijnsche «School te Arnhem, op het verzoek van den Heer E. van DishoekHeer van Domburgbezig met «het nazien en doen afteekenen van de beroemde Domburgsche Oudhedenzoo Steenen als Pennin- «gen. In dezen moeijelijkcn arbeid ondersteunde «en vergezelde hem de Heer De la Ru'è met alle «vlijt, bezorgde hem meer dan honderd Penningen «en den toegang tot beschouwing van anderen, nog «bovendien eene kleine beschrijving gevende van «de stad Domburg. Ten overstaan van De la Ru'è werd ook in het volgend jaar het verdrag tusschen den Heer van Domburg en den Heer Cannegieter gesloten, nopens het in plaat brengen en uitgeven der Domburgsche Oudhedenhelaasdus ver wat de uitgave betreftonder de vrome wenscheu «gebleven, maar eerbiediglijk afgewacht van den «Hoogleeraar te Water, die de Commentariën en «Platen van Cannegieter bezit (i). Mogtdehoop, «die de waardige Man op de mededeeling daarvan «gaf in zijne Narratio de rebus Academiae Lug- y>duno-Batavae, niet minder dan op het vervolg yyvan het geletterd Zeelanddoor zijne hooge jaren «en anderen letterarbeid niet worden afgesneden!" (i) Zie eenen brief van Jen Heer II. Cannegieter aan De la Rue vau 1. December 1741."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 321