XXIV de prijsvraag uitgeschreven: Daar het schijnt dal Zeeland en in het hijzonder het Eiland Walche ren even als het Deensche Seeland, de hoofdzetel der Heidensche eerdienst voor de aangrenzende Volkstammen is geweest(zie moxe, Gesch. des Heidenthums im Nördlichen EuropaT. I. p. 265. II. p. 69, 346, 347) verlangt het Genootschap dat naamvkeurig onderzocht wordewelke de re den isdat deze heide gelijknamige Gewesten in deze hoofdbijzonderheid zoo zonderling overeen stemmen en dat men verder alleswat oude GedenkstukkenVolksoverleveringenBerigten der oude SchrijversPlaatselijke benamingen enz. kunnen bijdragen tot de kennis van de Godsdienst leer der aloude Zeelandersen hare vergelijking met het Deensche Seelandnaauwkeurig bijeenver zamelen aande gevoelens der latere Geleerden toetse en daarover een nieuw licht trachte te verspreiden. Op die vraag kwam op den gestelden tijd, vóór Nov. 1835, geen antwoord in; doch in 1837 bij her haling uitgeschreven zijnde, om vóór Nov. 1838 be antwoord te worden, ontving het Genootschap een prijsantwoord, hetwelk niettegenstaande eenige be- langrijke aanmerkingen door heeren beoordeelaren gemaaktgeacht werd zoo veel verdiensten te hebben, dat het der bekrooning waardig was1)." 1) Woorden van het Programma van het Zeeuwsch Genootschap d. d. 6 April 1842.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 324