XXV
Bij de opening van het billet bleek schrijver te
zijn, deszelfs medelid j. ab utrecht dresselhuis, pre
dikant te Wolf aartsdijk. Deze geleerde, doordron
gen van den wensch om die bekroonde verhandeling
zoo volledig mogelijk in het licht te zenden achtte
het van belang, dezelve van kleine afbeeldingen van
de voornaamste monumenten te vergezellen. Hij
verzocht deswege toestemming van het Genootschap,
en deze werd geredelijk geschonken. Zulks had ten
gevolge dat de heer dresselhuis mij uitnoodigde, hem
en het Genootschap bij deze de behulpzame hand
te bieden. Na eenige gedachtenwisseling, bij onder
linge brieven, werd dit plan eenigzins gewijzigd,
in dier voege, dat het genootschap besloot, om bij
deze gunstige gelegenheid alle nog voorhandene mo
numenten met die artistisch-palaeographische juist
heid uit te gevenwelke de stand der hedendaag-
sche wetenschap eischte, en tevens, om de niet meer
voorhandene gedenkstukken naar de beste vroegere
afbeeldingen daaraan toe te voegen; opdat men
eindelijk eeno volledige en goede uitgave erlangen
Volgens het genoemde Programma werd in de vergadering van 6
April 1842 tevens besloten om den schrijver met het gevoelen der
Jleeren beoordeelaren lekend te makenten einde hij alvorens zijne
verhandeling werd uitgegeven daarvan zoude kunnen gebruik ma
ken. Daar ik toevallig mede onder de beoordeelaren behoorde en dus
ook mijn advies in handen des schrijvers gesteld werd, meen ik zulks
hier ter plaats te mogen aanstippen; opdat men hij eene vergelijking
der prijsverhandeling van den heer dresselhuis met deze mijne beschrij
ving, de punten van verschil of overeenkomst beter beoordeelen kunne.