XXVI
mogt. De regeling dezer werkzaamheid werd, van
wege hetzelve, aan mij overgelaten, en gaarne nam
ik, ook medelid van hetzelve, eene taak op mij, die
zoo zeer in het belang der wetenschap en met eigene
lang gekoesterde wenschen overeenkomstig was, en
waarbij geene andere grenzen voorgeschreven waren
dan het billijke verlangen van het gknootschap om
met de minstmogelijke kosten het meestmogelijke
te leveren. Tot dit laatste schenen de meergemelde
bij het Koninkl. Nederl. Instituut berustende
Platen veel te zullen kunnen bijdragen want er
was grond om te verwachten, dat deze, naar de
oorspronkelijke gedenkstukken verbeterd zijnde, een'
weinig kostbaren en goeden grondslag voor de nieuwe
uitgave opleveren zouden. Diensvolgens werden de
zelve door mij van het Instituut nogmaals te leen
verzochten door hetzelve voor een' bepaalden tijd
goedgunstig afgestaan; terwijl aan denzelfden tee
kenaar, die 10 jaren vroeger door wijlen den hoog
leeraar reuvers tot een soortgelijk werk was be
stemd de opdragt gegeven werd om te Domburg
de noodige correctiën volgens de oorspronkelijke
monumenten, en, waar het noodig wezen mogt,
nieuwe teekeningen te maken; met uitzondering
echter van de opschriftenwaarvan hijin plaats
van teekeningen, papieren fac-similés te vervaardi
gen had; lioedanige, gelijk men weet, de opschrif
ten met volkomen juistheid voorstellen. Deze kun-