XXVII stenaar in het afbeelden van oude gedenkstuk ken sedert jaren ervaren x), daarenboven voorzien van eene instructie aangaande hetgeen door hem vooral in acht te nemen was, volbragt binnen korten tijd deze werkelijke taak, bij welke sommige beelden, gedenksteenen of gedeelten derzelve, geheel nieuw of in andere houding geteekend moesten worden. Voor mij bleef nu nog slechts over, om deze tee- kenkundige bouwstoffen nog eens met de oorspron kelijke stukken te vergelijken, en er die verbete ringen in aan te brengen, die aan zijn oog mogten ontsnapt zijn; terwijl ik dan tevens gelegenheid hebben zou de steensoorten, waaruit de gedenk- teekeuen bestonden, bij eigen onderzoek te leeren kennen. Ik begaf mij te dien einde (Oct. 1843) naar Middelburgwaar ik het voorregt genoot van door de drie voornaamste kenners der Zeeuwsche oudheden, den heer s. de wind, c. a. rethaan macaré en j. ab utrecht DHESSELiiuis naar Domburg vergezeld, en in de kerkwaar de gedenkstukken in het afge sloten koor bewaard wordenbinnengeleid te wor den. Deze laatste collatie binnen een paar dagen afgeloopen zijnde, bleef den kunstenaar nog overig, de opschriften der fac-similé's te verkleinen en de onderscheidene teekeningen op ééne schaal te bren- Hiervan kunnen de werken van oudheidkundigen aard, door Prof. beuvens, Dr. leemans en mij uitgegeven, van welke hij de Platen ver vaardigd heeft, het bewijs leveren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 327