5.
7
alleenstaand beeld, inaar ia vereeniging met een of
meer andere gedacht moet wordenmogelijk in
den voor- of achtergevel van den tempel, waartoe
de vele outarenwelke wij straks te vermelden heb
ben behooren.
De redenen waarom dit beeld niet, gelijk vroe
ger wel gedacht is en ik zelf ook eens giste, voor
een' hercules i) maar voor een neptunus te hou
den is, zijn: de voor hercules te tengere lig—
cbaamsbouw, en de lange krullende haren, zoowel
van het hoofd als van den baard. Wat de laatste
aanbelangtzoo heeft hercules doorgaans korte en
dikke krullen; terwijl de haren van neptunus, meer,
gelijk bij dit beeld, op die van jüpiter gelijken.
Overigens is het beeld, hoezeer ook geschonden,
goed bewerkt.
(Pi. ii.)
Gedeelte van de linkerborst van een' man, die
in eene toga gehuld is; afkomstig van een stand
beeld. De drapeering, hoe geschonden ook, is
bevallig. Vroeger is dit fragment niet opgemerkt,
althans niet afgebeeld. Het bevond zich tus-
schen de overige steenen in de kerk te Domburg,
en is, onzes oordeels, voor echt en oud te hou-
Cannegieter vermoedde zelfsdat het de Hercules Macusanus
was; dezelfde aan wien de Westkappelsche gedenksteen, zie PI. Vf. 14,
was toegewijd. Wijlen de hoogleeraar reuvevs hield, volgens eene
aanteckening in het tijdschrift Antiquiteiten dit beeld toen ter tijd ook
voor een® nbptunüs.