12
in die hand een mandje kon gehouden hebben. Bal
zij er eene of meer vruchten ingehouden heeft, is
mogelijk; doch, dewijl uit het scheepsroer en den
steven blijkt, dat zij als fortuna redux voorgesteld
is, ben ik eer genegen te vermoeden, dat zij in
den linkerarm een ander aan deze Godin eigen
attribuut, namelijk de horen des overvloeds gehou
den heeft; welk attribuut ook veelvuldig bij an
dere voorstellingen der nehaeennia voorkomt; een
maal zelfs aan bare beide zijden; zie PI. XII. 21a.
en vergelijk PI. IX. 17 a.1).
De kleeding ismet uitzondering naar het schijnt
van het kleine aejw-vormige manteltjedie der
matronen of aanzienlijke Romeinsche vrouwen. Het
manteltje alleen heb ik in dier voege op Romeinsche
beeldwerken niet aangetroffen; ten zij men aan de
aeyis van minerva dacht, welke bij standbeelden een
enkel maal zonder Medusa-hoofd wordt aangetroffen
b. v. bij de Aeginetischeuit den westgevel van den
tempel van ivpiter-Panhellenius te Aeginathans
in het Museum te Munchen bewaard 2). Indien
deze gissing juist ware, zou men aan te nemen
hebben, dat door dit manteltje, hetwelk, hoewel
in gewijzigde vormenop alle nehalennia-beelden
gezien wordteen karaktertrek van minerva was
uitgedrukt. Doch zulks zoude een voorbeeld zijn,
lj Op een' penning van hadriantjs komt de Provincie Klein-Azië voor
als eene matrona gekleed (het haar gekapt als bij nehalennia n. 21.)
in den linkerarm hel scheepsroerin de regterhand eene slangen den
regtervoet op den steven van een schip, houdende. Millin Mythol. Gall,
Taf. XXXIX n. 365, ontleend aan oisel, Num. Sel.XYI. 11. 3.
2) Wij oordeelen naar het afgietsel in het Museum te Leydenen naar
de afbeelding in müller en oesterlei 's DenkmalerTaf. viii. B. fig. f.