21
Het onderste gedeelte der voorzijde, 't welk het
voetstuk uitmaakt, heeft oorspronkelijk eeu opschrift
gedrageneene toewijding aan beide genoemde Go
den bevattende, doch waarvan geene enkele letter
overig is; ook in vroegere uitgaven is daarvan geene
spoor te vinden.
Dewijl dezelfde zijstukken voorkomen op de af
beelding bij vrediüs (en sjiallegange) n. 8, hoe
wel de voorzijde daar van de onze verschilt, heeft
de heer s. de wind te Middelburg te regt ver
moed, dat de steen van vrediüs dezelfde was als
de onze, doch door diens teekenaar, die het ge-
schondene beeldwerk niet begrepen hadwillekeu
rig op de voorzijde gewijzigd en bijgewerkt was. Dit
vermoeden is te eer aannemelijkomdat er ner
gens berigt te vinden is, dat er eene voorzijde
van een' steen gelijk die bij vrediüs n. 8 bestaan
heeft. Daar nu de afbeelding van vrediüs her
haaldelijk is uitgegevennog onlangs weder door
Prof. h. schreiber in zijne verhandeling over de
F een i), veroorloof ik mij, om verdere verbreiding
van verdichtselen voor te komendie vervalschte
teekening nog te kenmerken. Op dezelve namelijk
bekleedt nehalennia de plaats van jüpiter, en voor
NEPTüNOS, met den dolfijn, ziet men eene vrouw
met een meisje; in welke voorstelling men diensvol-
gens eene toewijding van eene moeder heeft willen
vinden, die hare dochter aan nehalennia opdroeg.
Op het regterzijstuk (a.) staatin de bovenste
Die Feëii in Europa: Freiburg im Brcisgau, 1842, 4°. Taf. II.
vergel. S. 04.