jarig bewind in onze gewesten bijna Herculische
werken verrigt en overwinningen behaald had.
Intusschen zijn er geene geschiedkundige bewijzen
voorhanden, dat postumus zich den naam van her
cules macusanus gegeven heeft. Hij moge al heb
ben toegestemd, dat men hem met de zon en zijn'
zoon met de maan vergeleken hebbedit is iets
anders, als zich het karakter dier Goden toeeigenen,
hunnen naam dragen, hunne goddelijke hulde eischen.
De inborst van postumus schijnt mij toe met zulk
eene verwaandheid te strijden. En uit de keerzijde
van zijne penningen, waarop het beeld van hercules
en het omschrift herculi macusano voorkomt, zal
men zulks niet durven afleiden, omdat van hem,
even als van andere keizersook vele penningen
bekend zijn waarop andere Goden met een toe
wijdend opschrift voorkomenen hetwelk aanduidt,
dat zulke penningen bij zekere gelegenheden, fees
ten, overwinningen of andere belangrijke plaatse
lijke verrigtingengeslagen zijnwaarop zich de
Imperator aan deze of gene Godheid bijzon
der verpligt gevoeldeof zich van eene gelofte
kweet.
Indien men aan te nemen had, dat op onze ge-
denksteenen door hercules macusanus, postumus
verstaan moest wordenzou men misschienom
zich in de gissing gelijk te blijven, door haeva, op
den Betuwschen steen naast postumus geplaatst, ook
eene vergoodde vrouw, en wie eerder dan de ge
malin of eene door hem beminde aanverwante,
verstaan moeten. Onder zijne verwanten is er echter
geene bekend, die den naam iiaeva gedragen heeft,
3*