39 De Godin is gekleed als bij n. 8doch zij is meer geschonden, en heeft oorspronkelijk ook een mandje met vruchten op den schoot gehouden, gelijk ean- negieter nog heeft kunnen onderscheiden. Haar troon staat op een afzonderlijk voetstukop welks voorzijde het woord deae gelezen wordt, en hare voeten rusten op een dun voetbankje of eene sprei, die vijfhoekig schijnt te zijn. Op de onderste afdeeling bevindt zich het opschrift nehalenniae flexhvs geifnalonis pro se et svis \otum solvit Luhens Hier ito. De letters komen in vorm vooral overeen met die van n. 11 en 13. De naam van den toewijder is een inheemsche, niet-Romeinsche, en van elders onbekend. Ook op de beide zijstukken (A. en c.) is het beeld werk in twee afdeelingen verdeeld. Het regter zijstuk (A.) bevat in de bovenste af deeling neptdmus, in eene nis, besloten tusschen twee pilasters als bij n. 11. A. en e.doch welker schaften met bloemwerk versierd zijn. Hij houdt in de regterliand den drietand, en den linkervoet op een gedeelte van een schip; en hield oorspronkelijk misschien een' dolfijn in de linkerhand. De onderste afdeeling bevat eene met ronde vruch ten gevulde vaas {amphora), die op lofwerk staat. in de linkerhand een' haas; millin, Myth. Gall. PI. XXVIII. 91 uit morell. Mèd. du Roi XIII. De twijg bij onze geniën bcteelccnt in alle geval een weldadig iets, door of voor nehajlennia. aangebragt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 369