17.
45
in liet Florentijnsche Museum en op eene vaas,
beschilderd door den kunstenaar asteas, ontvangt
hercules de appelen 2)mogelijk komt hij op nog
andere, mij onbekend gebleven, beeldwerken aldus
voor. Doch de voorstelling als de onze is mis
schien eenig. Het is hoogst opmerkelijkdat wij
hier zulk eene zuiver klassieke mythe, die op haar
zeiven met nehalennia niets gemeens kan hebben,
aantreffen.
Vroegere afbeeldingen zie bij vrediüs (en smal-
legange) t. a. pl. n. 12, waar behalveu de voor
zijde alleen het regter zijstuk voorkomt, en danckerts
t. a. pl. Pl. 5die benevens de voorzijde het lin
ker zijstuk heeft, op hetwelk de knods van her
cules nog vrij duidelijk te onderscheiden is.
(Pl. IX. 17. o, b, c, d, e.)
Tempeloutaarwelks vier zijden en dekstuk be
werkt zijn. De voorzijde (17 a.) is in twee afdee-
lingen verdeeldwelke tusschen twee doorloopende
en met lofwerk versierde pilasters besloten zijn.
De bovenste afdeeling is een tempeltje, als bij
n. 10, doch in 't welk, behalven de voorste pilas
ters, in het verschiet nog twee kolommen of pi
lasters gezien werden. In het midden zit neha-
1) Zie Mus. Florent. Ant. Num. i. Pl. LIII.
2) Volgens mill in Mythol. Gallerie S. 97 n. 444, Taf. CXIY; ont
leend aan millin, Peint. des Vases, I, 3.