49
doch las op regel 4 nog duidelijk de letters v. s. t. M.
Minder juist misschien regel 2, ain voor ons a [e]ii,
en regel 3 ime, voor ons IMIv[s]. Danckerts heeft
t. a. pl. PI. 4: ieaenelnn a v nf o n n
imeiei: fjil; vrediüs, t. a. pi. n. 10.
deae nehalen niae n n ime v. s. l. m.
Ook de beide zijstukken (4 en c.) zijn in twee af-
deelingen verdeeld. In elke der bovenste afdeelingen
staat, in eene vierkante, door twee versierde pilas
ters gevormde, nis eene Godheid; regts, neptunes,
in de linkerliaud den scepter, als bij n. 12 en in
de regter den dolfijn houdende; links, hercules, in
de reglerhand den omneêrgestrekten knods, en om
den linkerarm de leeuwenhuid hebbende. Op elke
der onderste afdeelingen staat eene met vruchten
gevulde vaas. Boven de kroonlijsten dezer zijstuk
ken bevinden zich overblijfselen van een liggend
viervoetig dier, mijns oordeels van een zwijn. De
dieren hebben tot voluten van het dekstuk gestrekt,
en zullen vermoedelijk de voor deze Goden bestemde
offerhanden aanduiden Op de dekstukken van
soortgelijke outaren treft men meermalen de offer
handen aan; als vruchten, koeken enz.
1) Zoo ziet men ook het zwijn, door camilli gedragen, op zijstukken
van outaren in het Bonnsche Museumafgebeeld bij ieusgii Centralm. II.
tegenover S. 11 en 14; en hetzelfde, als offerzwijn, naast een' crater
bij hercules, en op een fraai marmeren basreliëf bij visconti Mus. Pio-
Clem. T. IV. Pl. XLIII., waar, volgens millin, Myphol. Gall.Pl. CIX.
480het zwijn en de vaas op de vergoding van hercules wijzen. Het
zwijn was overigens vooral aan ceres gewijd; eene harer priesteressen,
naar het schijnt, draagt een zwijn, op eene dor terra-cotten bij tanofka,
Pl. LVII. 2 en LVIII. 2.
4