51
Doch uit geene derzelve is meer af te leiden
dan dat het opschrift eene toewijding aan nehalennia
bevatte
Op het regterzijstuk (4.) is nog slechts het bo
venlijf van hercules overig, die, volgens de afbeel
ding bij vredius, met de linkerhand (moet zijn:
met de regter) den knods omneêrgestrekt hield. Op
zijn' linkerschouder ziet men nog een gedeelte van
den mantel of van de leeuwenhuid. Het beeldwerk
op de onderste afdeeling van dit zijstuk schijnt reeds
vroeg ontbroken te hebben, omdat het niet gevon
den wordt op de vierkante ruimte, die bij vredius
t. a. pl. daarvoor is opengelaten.
Yan het linkerzijstuk (e.) is de bovenste afdeeling
vollediger overig. Zij bevat neptunüs, die in de
linkerhand den drietanden in de regter den dol
fijn houdt; terwijl zijn mantel van den linker
schouder afdaalt. Zijn linkervoet schijnt op eene
soort van plint te staan.
De onderste afdeeling bevatte, naar ons gevoelen,
oorspronkelijk het rad, met het kromme puntige
werktuigwaarvan op PI. XIX. fig. Y, naar de
teekening van van schüylenburgh de afbeel
ding gegeven is, en uit welke men ziet, dat die
bij danckerts n. 8. een weinig opgesierd is. Can-
ïïegieter meende daarin een' ploegstaart en het
rad van eene ploeg te zien; doch erkende de zwa
righeid, om er een' Romeinschen ploeg van te ma
ken, welke blijkens afbeeldingen op gegraveerde
steenen en penningen, hiermede niet overeenkwam.
Zie gorlei, Dactyl. ii. 231; lippert Dactyl. Snpplem. p. 158
n. 393; f. o, yon boduien, der Mccklenb. Haken; Oldenburg bij
4*