56 wijder in te zoeken beeft. In bet laatste ge valzou die naam [PRlJ minivs kunnen geweest zijn (vergel. n. 14 a.), omdat de overblijfselen van de letters miniv[s] vrij duidelijk zijn. Hoe men eebter hieromtrent te denken liebbe is onzeker. Ze ker is alleen, dat de naam van nehalennia in de eerste rij hoofdzakelijk begrepen is en dat de overgebleven letterfragmenten op den tweeden regel niet den minsten grond opleverenomgelijk wel eens geschied ishet vervolg van den naam van nehalennia in liet meervoud te lezenals neiha- lenniabus of neihalenneis. Integendeel schijnen die letter-fragmenten daar even zeer tegen te strijden, als dat de letters op de eerste rij matronis of ma- tribusgelijk mede wel eens vermoed is, betee- kenen zouden. CaNNEGIETER las ee kalen nie m Maar reeds zijne daarbij gevoegde verwondering, dat alsdan de naam van den geloftedoener ontbre ken zoutoont genoegzaam, dat hij zelf weinig op die lezing bouwde; zij bevat op baar zeiven te vele kenmerken van onjuistheid, dan dat zij met de door ons gegevene in de weegschaal zou kun nen gelegd worden. Tot bevestiging onzer le zing van den eersten regel kan nog strekken, dat zij ook op de Platen der familie van Domburg voorkomt. Het geheele opschrift is daar aldus af- geb eeld:

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 386