61
den schoot houdende. Hare kleeding schijnt dezelfde
als die op 18 en 19, doch is meer geschonden:
en zoo zij immer een schoudermanteltje gehad heeft,
kan zulks slechts zeer smal geweest zijn, en zal
eer den vorm eener halskraag, dan van een' mantel
gehad hebben. Aan elke barer zijden staat op den
grond een mandje met vruchten; waarbij opmerke
lijk isdat het mandje regts nog in eeu afzonder
lijk nisje geplaatst is; waarvoor ik geene andere
reden weet, dan dat men eene te groote symmetrie
heeft willen ontwijken. Onder de nis bevindt zich
het opschrift:
de ae neha
lenniae siarcus
iiit a r iniv s
primvs ex vo[to]
svscepto 'Luberts m er ito.
Ook deze in het opschrift genoemde toewijder is
ons van elders onbekend.
Op elk der zijstukken (Z>. en e.) bevindt zich een
horen des overvloedsop hetwelk een pijnappel
tusschen appelen ligt. Vroegere afbeeldingen zie
bij vrediüs (en sjiallegange) t. a. pl. n. 17, en
danckerts, t. a. pl. Pl. 9.
24.
(p!. xvii. 24«, h, c, d.)
Tempcloutaar als n. 23doch de pilasters zijn
gecanneleerd.