heeft, volgens een Keulsch opschrift, een outaar aan hercules gewijd, zie grut. p. 44. 1; ofschoon gudius daar, doch te onregt, sanctus varinivs wilde lezen. Mogelijk was deze een broeder of aan verwant van den onzen. De tweede naam, ambacthius, Germaansch of veeleer Gallisch van oorsprong, doet, volgens cannegieter, aan ons ambacht en aan de Gallische ambacti denken, waar van caesar de G. VI. 15 schrijft, dat de equites bij de Galliërs, naarmate zij het aanzienlijkste van ge slacht of bezittingen waren, de meeste ambacti en clientes haddeneene benaming welke volgens festds Gallisch is en een' slaaf servusbeteekent Of schoon echter de naam een' Gallischen oorsprong moge hebben, zou ik toch niet van het gevoelen van cannegieter zijndie hein voor een nomen communeniet voor een' eigennaam houdt; want de overige uitheemsche namen op de Zeeuwsche ge- denksteenen zijn alle eigennamen; zoodat men bij dezen niet dan gedwongen eene uitzondering zon kunnen maken. CaNNEGIETER gaat nog iets verder. Hij gist namelijk dat ambacthius de titel zij van iemand, die over een zoogenaamd ambacht of ambt, d. i. zeker gewest, aangesteld was (ambachtsheer), nagenoeg hetzelfde als wat wij zouden uitdrukken door heerschap. Doch met dit gevoelen komt zelfs de bovengenoemde beteekenis van ambactus niet overeen. Dezeltde naam komt in opschriften, zoo Ambactus apud Enninm lingua Gallica servus appellator." Festus p. 4 edit. Lindm.aangevoerd door l. dieffenba.ch Ccltica i. 20dien men over den oorsprong en beteekenis van liet woord verder raadple gen kan. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 395