95 terpoten draagt. Op een ander basreliëf, bij millin, t. a. pl. LXXII. n. 262, ontleend aan baetoli Ad~ mir. Bom., ziet men den winter als een' gevleugel- den Geniusdie in den linkerarm een' hoorn des overvloeds en in de regterhand een' haas bij de achterpooten draagt. Nog op een ander, in het Britsche Museum, bij millin, t. a. pl. XLV. h. 199, is het eveneens een Genius, die een' haas draagt; vergelijk ook de keerzijde van den penning van commodüs, bij millint. a. pl. XXVIII. n. 91. Overal echter is de haas de voorstelling der jagt. V. Brokstuk, vermoedelijk behoorende bij het tempeltje n. 19 PI. XIvolgens de schets van van schuvlenbügku. Op bh 55 en volgg. is daarover gehandeld. VI. ah. Genius van metaal, met kopergroen bedekt en op f der natuurlijke grootte afgebeeld, naar het oorspronkelijke, hetwelk thans nog in het Museum van Oudheden alhier bewaard wordt. Can- negieter veronderstelde in zijne verhandeling, dat dit beeldje in Zeeland gevonden was, en gaf er eene beschrijving vanen op de platen der familie van Domburg komt het eveneens voor. Sedert wan neer het in het Museum alhier gekomen isbleef ons onbekendmaar reeds door wijlen den hoog leeraar kecvens werd het in de rubriek der hoogst- verdachte en onechte bxonzen geplaatst; eene plaats die niet alleen onzes inziens aan hetzelve toekomt, maar ook volgens het oordeel van alle ervarene oud heidkundigen, aan welke hetzelve getoond werd. Op de plaat der familie van Domburg, welke dit beeldje bevat, had wijlen de hoogleeraar reuvens aange-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 425