97 in honorem domus divinae deae nehaeenniae Marcus satvkn [i] nivs ltpv1ts huh vir a v g US talis pro. se. et svis xotum solvit Lubens Laelus merito. Deze lezing is, met uitzondering van regel 3, van den jongsten uitgever van het opschrift, Dr. e. eersch, CentralmuseumI. S. 20, en door hem ontleend aan een' Codex te Keulen bij het Koninkl. Schoolbestuur berustende Regel 3 wordt door hem als m. satvrnnivs opgegeven. Dezelfde lezing, doch regel 4 evpvlvs in plaats van evpulvs, komt volgens een mij medegedeeld berigt van Dr* eersch ook voor in het werkjeMaterialiën zur geist- u. weltlichen Statistiek des niederrheinschen etc. Kreises; Erlangen, Palm, 1781. 8Us Stiick. De lezing evpvevs zou als eene moeijelijkere boven lvpvevs de voorkeur verdienen. Ten aanzien van den naam des toewijders is bij de uitgevers nog al verschil. Orele, die als zijne bron gercken's Reisen3 p. 337 aanvoert, schrijft denzei ven m. satvrnivs||epvevs; even zoo steiner, die hüpsch gercken en orell als voorgangers noemt. Misschien is die lezing uit ééne en dezelfde onzui vere bron, namelijk uit den onnaauwkeurigen hüpsch, gevloeid. De uit den Keulschen Codex door eersch medegedeelde lezing, m. satvrnnivs EvrvLvs, 1) Gezegde Codex heeft den titel van Inscriptionespatriae, dagteekent uit de vorige eeuw, en bevat al het epigraphisehe, hetgeen er toen in het aartsbisdom Keulen aanwezig was; lersch t. a. pl. Vorrede s. VII. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 427