101 werk de Magn. Coloniae Agrippinae p. 384, eene lezing van het opschrift mededeelt, waarin de letter l in den naam ne ha ee nog voorkomt. Het op schrift luidt namelijk volgens gelenius deae nehalee eriattivs ivcvn dl pro se et svis v. s. l. m. bö steinerdie het opschrift t. a. pl. n. 901 mededeelt (met aanhaling vair vredigs, groter en hüpsch) en die denzelfden tekst als groter geeft, belialven dat hij reg. 2 verkeerdelijk eriativs schrijft, leest men, dat zich de steen in de ver zameling van broelmann te Deulz zou bevinden. De heer Dr. lersch heeft op mijn verzoek de vriendelijkheid gehad ter plaats naauwkeurig on derzoek daarnaar te doen, alsmede of de eerstge noemde steen misschien ook nog aanwezig was doch ZEd. onderzoekingen zijn vruchteloos geweest. Een brief van den baron von mering d. d. 5 Maart 1844 aan ZEd. deswege geschrevenbevatte ook nog het berigt»dat het eerstgemelde opschrift zich niet te Deutz bevondalsmede dat de broel- mann'sche handschriften (ook zijne andere verzame ling?) reeds lang verloren geraakt waren; althans, dat er in Keulen niets aangaande eene zoodanige verzameling bekend was." Hierdoor zijn wij bui ten staat de lezingen met meer juistheid op te ge ven, dan thans geschied is. Dr. scureiber giste, F een S. 64, dat de laatst genoemde steen uit Zeeland afkomstig en van daar

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 431