104 en het andere liet zich beslissen, zoo bleef nog onzeker, of de Romeinen het inheemsche gedeelte des naams juist geschreven, dc barbaarsche klanken door juiste letterteekens uitgedrukt, hebben? En liet zich ook dit beantwoordenzoo bleef nog onbepaaldwelke inheemsche taal, of welk, welligt plaatselijk, dialect van de uitgebreide Germaansche of Keltische taal takken te raadplegen zoude zijn En ware dit ein delijk uitgevonden, zoo bleef nog twijfelachtig, of er genoeg overblijfselen van zoodanig dialect voorhanden waren, om de beteekenis met juistheid aan te wijzen. Geenszins dat wij daarom met minachting neder- zien op de etymologische pogingen door zoo vele geleerden reeds in het werk gesteld. Wij eerbiedi gen die, gelijk elk opregt streven naar waarheid; maar ook dit heeft zijne grenzen, waar de bron nen onzuiver of ontoereikende, de leidslieden te wantrouwen zijn. En wij gelooven zulks bij dit onderwerp te eer, omdat een geleerde, die in onzen tijd eenstemmig als de grootste kenner der Ger maansche en Keltische talenook der regten en gods dienst, erkend is, zich aangaande onze nehalen- nia, o. a. in deze woorden heeft uitgelaten: »ihr name gestattet nur gezwungene, unbefriedigende an- kniipfungen" Bij het beoordeelen van hetgeen dc beeldwerken aangaande haar leeren, heeft men in het algemeen op derzelver stijl te letten. De tempeloutaren en outarenzijn in bouwkundig karakter Romeinsch. De voorstellingen van Goden en mensehen op dezelve J. GEIMÏ, V. M. 1" Abth. S. 236 (edit. 1843).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 434