106 Goden daarmede voorde horae (jaargetijden) als vrouwen, hebben soms een mandje met vruchten1); Geniën dragen dezelve somwijlen2); vele als Goden gepersonifieerde Provinciën, gewesten, plaatsen (b. v. Africa, Italië, Illyrië, Arcadiëin de gedaante van vrouwen voorgesteld, dragen vruchten in den schootof in een mandje voor het lijf 3)of naast zich 4)eindelijk ook die gewestelijke of plaatselijke Godinnendie ons alleen uit de Romeinsche gedenk- steenen onder den naam van matresmatronae enz., bekend zijn 5). Dit attribuut is in het algemeen het kenmerk van landelijke of plaatselijke vruchtbaar heid misschien in die soort van vruchten zelve. Bij nehalennia zullen zij mogelijk eene overvloedige vruchtbaarheid te kennen gevenomdat deze er soms zoo rijkelijk van voorzien is, dat zij ze niet al leen in den schoot, maar daarenboven soms nog in de hand, of in eene of twee manden naast zich, heeft. Het is niet zeker of ook die vruchtendie men op het dekstuk van sommige harer tempeloutaren II. B. 1 H. Taf. VIII. n. 29intussehen is haar korf toch soms van boomvruchtenals appelspeeren enz.voorzienzie millin Mythol. Gall. Taf. XXIX. 88h. 1) Zie bladz. 38 aant. (1); vergel. de sarcophaag van vveydew, in de Jahrbh. des Vereins von Altherthumsfr. III. Tab. VII, VIII. S. 143144. 2) Geniën van den akkerbouw; zieMiLLiN, Mythol. Gall. Taf. LXXXV. 141, en vooral een diptychon Taf. XXXIV. 21. 5) Zie de Notitia Dignitatum etc. edit. E. böcking, III. p. 9; ver gelijk over die afbeeldingen vooral denzelfden geleerde, in zijn geschrift; Ueber die Notitia DignitatumBonn, 1834. 8°, S. 92 u. f. 4} Zoo Arcadiëop eene Herculanensische muurschilderij Pitture d'Ercolano I. 6. bij miilin Mythol. Gall. PI. CXVI. 451. 5) Vergelijk boven bl. 18, 54 en 55.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 436