109 als zij daartoe bijzonder geschikt was. Wie in- tusschen meenen mogt, dat hercules vooral voor gesteld zijn zou, om eene bepaalde, vriendschap pelijke betrekking tusschen hem en nehalennia aan te wijzen, dien misgunnen wij geenszins zich zulk eene betrekking door de verbeelding uit te malen; doch hij zal tevens wel in het oog houdendat hercules slechts op de zijstukken harer gedenk- teekenen voorkomt, even als op andere zijstukken gewone menschen, boomen en lofwerk, gezien worden. Wij hebben het boven opmerkelijk genoemd, dat op een' harer gedenksteenen de zuiver klassieke Mythe van hercules in den tuin der hesperi- den voorkwamwelkeop haar zelve, met neha- lennia niets gemeens konde hebben. Misschien laat zich dit opmerkelijke door hetzelfde beginsel van uitlegging ongezocht ophelderen. De kunste naar, bewust van eene overeenkomst van ïïEhalennia en hercules, liet geredelijk aan zijne verbeelding de voorstellingen der heldendaden van hercules voorbijgaan en daar hij als attribuut van nehalennia steeds appelen voor te stellen had, was het natuur lijk, dat hij zich de appelen herinnerde, die door hercules in den tuin der hesperiden geplukt of ontvangen waren; weshalve het niet geheel vreemd isdat hij uit de Mythen van hercules ook bijzon der deze uitkoos Voor de overige voorstellingen van hercules op hare gedenksteenen heb ik nog geene bepaalde aanleiding kunnen ontdekken; die voorstellingen zijn slechts twee in getal, beide van elders niet onbekend in de Grieksch-Romeinsche Verg« bi. 4445.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 439