116 den aard, de uitgestrektheid en den duur van haren eerdienst, en van geschiedkundige gevolgtrekkingen uit deze gedenkstukken af te leiden, zou ik daarvan teruggehouden worden door de vertraging, die dit veroorzaken zoudeaan de gelijktijdige in het lichtver schijning dezer aanteekeningen met de genoemde prijs verhandeling. Ook schijnt het mij toe, dat de weg tot uitvoeriger onderzoek door de onderhavige Platen en de bovenstaande opmerkingen tamelijk gebaand is en ieder, naar hem de tijd te dienste staat, daarop met vertrouwen zal kunnen voortbouwen. Ik her inner alleen nog ten aanzien van de uitgestrektheid van haren eerdienst, dat de te Keulen en Deutz gevondene gedenkstukken niet als bewijs kunnen gelden, dat die eerdienst zich zoo ver zou hebben uitgestrektomdat het aan meer dan eene bijzon dere reden kan toe te schrijven zijn, dat die steenen op zoo verwijderde plaatsen gevonden zijn. En ten opzigte van den duur van haren eerdienst is het mis schien niet overbodig op te merken, dat hetzelfde, wat wij uit de opschriften en beeldwerken meenden te mogen afleiden J)ook uit de te Domburg ge vonden penningen schijnt te blijkenaangezien deze, met uitzondering van zeer enkele consulaire, van vitellius tot op tetricüs afdalen 2), en dus tusschen de jaren 69 en 273 na Chr. vallenzoodat men Zie bl. 22, 24 en elders. 2) Zie c. a. rethaan ma gare Verhandeling over de bij Domburg gevondene muntenMiddelburgbij Abrahams, 1838. Het spreekt van zelf, dat de MerovingischeCarlovingische en Angel saksische penningen te Domburg gevonden, en voor een groot gedeelte te Middelburg in het Museum des Genootschaps bewaardtot beoordeeling van den duur van haren eerdienst niet in aanmerking komen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 446