119 denksteenen van andere Goden gevonden; gelijk men met zekerheid weet, van jupiter en neptünus; zie n. 10, 11, 12, 13, en PI. XIX. fig. I. Het is derhalve aannemelijk, dat de meeste, zoo niet alle, beschreven beelden en beeldwerken in één gebouw gestaan hebben; en aan geen' twijfel is het onderworpen, dat zulk gebouw een tempel is ge weest; en dat zulk een tempel niet klein in om vang kan geweest zijn, bewijst de menigte der ge denkstukken. Daarenboven kunnen er nog vele andere in aanwezig zijn geweest, die thans vruch teloos gezocht worden; hetzij ze door de baren des oceaans weggevoerd en nog onder het zand bedol ven, of door christelijken geloofsijver verwoesten tot puin geslagen zijn. Het sterkste bewijs voor de grootte des tempels, levert het kapiteel van den pilaster n. 1wanneer men zulks met zekerheid van een' tempel afkomstig en terzelfder plaats gevonden ach ten maggelijk wij zoo lang meenen te mogen vast stellen, als het tegengestelde niet is aangetoond. Hieruit zou dan tevens blijken, dat die tempel, ge lijk boven is aangeduidniet rondmaar langwer pig vierkant, en van Komeinsche bouworde ge weest was Met deze voorstelling echter van den vorm des tempels, strijdt een zeer oud gevoelen, hetwelk, omdat het uit plaatselijk onderzoek voort gesproten is, veel gezag verkregen heeft, en dat met de geschiedenis van het vinden der Domburg- sche gedenkstukken in een naauw verband staat; weshalve wij ons niet ontslaan mogendaarvan nog te gewagen. Het is het gevoelen van smalle- 1) Vergel. bl. 3.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 449