124 van phidias. Daarom gisten wij, of niet ook sommige beelden van den Domburgschen tempel in deszelfs gevels gestaan hebben Zou niet een neptünüs en eene victoria hebben kunnen behooren tot eene ordelijk zamengevoegde rij Godenbeelden, vereenigd tot eene mythisch-symbolische voorstelling, in den trant als die van het Parthenon? De mogelijkheid tegen te spreken zou even onbillijk zijn, als het natuurlijk isdat zulk vermoeden opkomen kan. Mogten de baren der zee, die aan Domburg't strand zeker nog veel in haren schoot verborgen houden, eens zulke gedenkteekenen aan het licht brengen, die ook hierover, gelijk als over menig ander twij felachtig gebleven onderwerp, opheldering gaven; wij zouden zeker niet de laatsten zijndie haar als vriendelijke najaden gingen begroeten. Zie bl. 7 en 9.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 454