27 volk; on dat bij de Germaansche takken Germo, Garmr en Gormr een van ouds bekende mansnaam is geweest De Germanen komen onder bunnen naam het eerst voor in de Fasti Capitolini ad A. U. C. 531 of 222 vóór onze jaartelling. Maar nu is de vraagtot welke van deze beide hoofdstammen de bewoners van Seeland en van Zeeland bij bet begin van onze jaartelling behoor den; of zij gezamenlijk van KeltisehenofGermaan- sclien van verschillenden of gemengden oorsprong waren Ten einde ons niet te zeer te verdiepen ïn dit ruime veld van meeningenzullen wij al leenlijk de slotsommen van ons onderzoek mede- deelen. Door geheel Europa heen vindt men sporen, dat er zich eenmaal Keltische stammen hebben opge houden, die later voor Germaansche hebben plaats gemaakt. Vooral beeft dit ook plaats gehad in Denemarken en Belgie. In bet eerste land was eens de hoofdzetel der Kimbren en Teutonen (Jutonen of Jutten 2); in het laatste woonden Galliërsdoch ïn beide waren dezereeds vóór onze tijdrekening Vg. Zeuss, die Dcutschcn und die Naclilarstamme s. 59. Togarm was volgens Gen. 103 een achterkleinzoon van Noach uit Japheth en Gomeb. Reeds de Chaldeeuwsche interpres maakte hem tot stamvader der Germanen. 2) Tac., Germ. c. 37. Mela .III, 6; hetwelk instemt met de Noordsclie beriglenvolgens welke de Jot en voorkomen als schep pers der aarde, d. i. eerste hevolkers van Scandinavië. Jutland is volgens deze Jotunheimen Zweden Groot Jotunheirn, later Reid Gothlandin tegenstelling van de eilanden welke Ey Goth land genoemd worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 47