31
tien L. Tn. Kosegarten en deze heeft in A. B. Wil
helm 2) en Jac. Grimm s) gezaghebbende navolgers
gevonden. Als pleiters voor Seeland daarentegen
mogen wij noemen I. P. Anchersen 4)als mede
Munter. 5)Mone 6)Legis en von Bose 8). Al
leenlijk hetgeen de laatstgenoemden aanvoeren kan
bij dit onderzoek eene meer bepaalde opgave ver
dienen, hoedanige wij dan ook niet willen terug
houden.
Anchersen poogde aan te toonen dat Althamer 9)
door aan de bij Tacitus genoemde stammen de
zeekusten toe te kennenvan den Eyder en de
Sture af tot aan Lijfland en Koerland toe, hun
evenzeer eene te groote ruimte geeftals Cluverius
In de aanteekeningen op zijne GedichteIcipz. 17981. s. 130.
2) Gcrm. u. s. Beiv. Weimar 1823 s. 49.
-) Deutsche Myth. Gott. 1835, s. 155. In de Deutsche Sagenf
herausgegeben von den Brüdern Grimm, komt onder n°. 132,
onder het opschriftder Burgsee und Burgivalleene ten deze
zeer gewigtige overlevering voor, vooral van helang voor de mee
ning, dat men het Ncrthvswoud moet zoeken in het Jasmunder-
houtop de noordelijke punt van Fünen.
4) Vallis Ilcrthae Dcae et origines Danicae ex Gr. et Lat.
auctt. deser et illustr., Ilafn., 1717, 4°.
5) Loire i Sicllandbcgyndsclen af nilte ndc aardhundrede
Copp. 130G.
6) G. d. Nordl. Ilcithcnd, 12G6.
Handbuch s. 25.
8) Abhandl. über die Herthaïnscl im Jahresber. der I-pz, Deut-
schen Gcsch. von 1334, s. 20.
9) Comment, ad Taciii Germ. p. 452.
Germ, antiq. 1. III. c. 4G, et Geogr. vniv., p. 18G.