41 men of Emmen in Drenthe ontdekten heuvel, wel ke zich insgelijks van de Hunebedden door minder ruwe bewerking onderscheidt, zijnde lang 16, breed 6 en hoog 4 voetenen al mede zonder in gang Evenwel in de laatste vond inen al weder geene geraamten, maar urnen. Tot welken tijd de graven teruggebragt behoo- ren te worden laat zich met eenige zekerheid op maken uit de oude begrafenisplegtigheden. De Ger- maanscbe veroveraar, die het Noorden aan zich onderwierp voerde de gewoonten van zijnen stam in zijn rijk in. Hij regelde alzoo de reglspleging en de godsdienstplegtighedengelastte het ver branden der dooden met hunne goederenen het in zee storten of begraven der ascliverzekerende dat de gestorvenen het met hen verbrande in Wal halla terug zouden ontvangen en daar te rijker zijn, naar gelang hier meer met hen op den hout- lioop geworpen werd. Werd de ascli begraven dan moest men boven dezelve aardheuvels opwerpen en ter gedachtenis van zeer beroemde mannen bij dezelve steenen plaatsen. Op zoodanige sleenen moesten voorts weder de daden der gevallenen ver meld wordenten welken einde hij het letterschrift invoerde. Die gewoonte hield vrij lang stand en men noemt dat tijdperk Rois-old of hrendetijd. Men vormde een steenen graf van behoorlijke groot- Zie de beschrijving en afbeelding er van door mr. P. Hof stede Gouvern. van Drenthe, in de Letter- en Oudheidk. Verh. van de llollandsche Maatschappij ie Haarlemd. I. bl. 369 Haarl. 1815.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 61