42 te; binnen derzelver omtrek werden liet lijk enz. verbrandde asch verzameld in aarden kruiken en deze, met steenen aangeslotenin die zelfde Tuimte geborgen en voorts het geheel met aarde overdekt. Uit zulke graven kunnen dus natuurlijk slechts urnen van verschillende stof, kleur en vorm te voorschijn komen 1). Doch de zeden veran derden; er waren Vorsten, die het voorbeeld ga ven van zich te laten hegraven in plaats van ver branden en hiermede begon een ander tijdperk Hoig-old of Hójelsche-tijd geheeten. De lijken werden nu met derzelver versierselenwapens enz. in eenen kring van steenen gelegd, met aarde bedekt en deze aarde vervolgens tot eenen behoor lijken heuvel opgehoogd. In den strijd gevallenen werden op eenen hoop Falkóstergevoerden al- zoo te zamen door aardzoden aan het 'oog onttrok ken. Uit dergelijke heuvels kan het tegelijk met de lijken, begravene weder aan het licht worden gebragt, en zijn er ook voorwerpen van meer of minder waardij te voorschijn gekomensommigen Deze waren soins zeer kostbaar. De IIr. van Oebtzen vermeldt een zestal gouden te Koppenhage bewaard wordende en bij el kander gevonden, wegende ieder 2 oneen. "Wobm (p. 42) spreekt van eene uitnemend schoone te Giordslevcn gevondenzijnde zes hoekig van glas, inwendig met goud belegd, geplaatst in een houten kistje met koperen bandjes. Er was echter geene asch in, en zij schijnt dus geene lykhusch geweest te zijn. In denzelfden heuvel had men kort te voren ook bij een skelet een halssnoer van veelkleurige steenen gevonden. Andere glazen urnen heb ben door het lang in den grond liggen de kleur van perle d'a- mour verkregen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 62