56 bij dit onderwerp de hoofdbron uitmaken. Wij zullen dus trachten eene zoodanige te geven en alzoo den oudheidkenners in de gelegenheid stellen oin ons verder schrijven te toetsen en te beoor- deelen 2. Het Heiligdom. Een der allereerste berigten omtrent de Dom- burgsche monumenten heeft Matthaeus 2) bewaard in den brief N. S. N. den 14 Jan. 1647 uit Dom burg geschreven. Wij lezen in dezen omtrent «14 dagen geleden hebben sich aen de zee op 't slrant vertoont eenige groote steenen van witten arduyn die de voorleden week syn uylgedolven enz. Daer syn ter selver plaetse gevonden de fon- damenten van een klet/n huysken groot eene roede of wat meer in 't vierkant. Eenige voeten onder »het sant rontom gemelde plaetse is 'tophetstrant vol stroncken van bomen en wortelenso dat daer schijnt voor desen een boschagie geweest te zijn." Wij hebben dus hier het eerste berigt van het heiligdomen ontdekken dat ten minste de grond slagen van steen waren en het gebouw van ge boomte omgeven is geweest. Wij leeren het ecnig- Men zie voorts hetgeen in de Voorrede ten deze gezegd is. 2) Vet. aovi anal., III., p. 695. Edit. 4».

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 76