59
de vloer des tempels nog altijd onder liet zand en
o groot endeels onder het duin verborgen was geweest.
Sedert is de vloerbij zware stormen door sterke
afschuring van het strand bij gedeelten ontdekt
doch omtrent bet jaar 1705 of 1706 zag men,
nagenoeg honderd roeden bewesten Domburgs
hoogteden gansclien vloer des tempels in den
darrink langwerpig vierkant oost en weststrek-
kende omtrent twee roeden lang en half zoo
breeddat is iets meer dan eene roede. Ronds-
om zag men geene overblijfsels van muren maar
overeind staande planken doch geheel bij den
grond afgebroken. De steenen van den vloer
waren als groote platte straatsteenensommi-
gen vierkantig, anderen rond, gelijk diergeüj-
ke steenen doorgaans vallen. Aan de noordzij-
de des vloers was een groot darrinkgatwaarin
de voorgemelde groote steen lag met verschelde an
ti dere groote en kleine steenen. Aan de zuidzijde
>i lagen drie of vier groote langwerpig vierkante
steenenzuidwaarts omvergevallen leggende de
een naast den anderen op eene rij in den dar-
»rink, zoodat de wegen tusschen beiden ook met
darrink gevuld waren. Aan het einde dier stee-
nen lag, dieper in bet zand het hoofdcloozemaar
levensgroote vrouwenbeeld't geen nog in de
Domburgsche kerk bewaard wordt en de Fic-
toria of overwinning verbeeldt; hebbende het-
zelve waarschijnlijk voorbeen op den eerst gemel-
den grooten steen gestaan. Verscheide, meest
koperen penningenketlingjesringen en an-