VOOBBERIGT. y heel nieuwe en tevens volledigemet de vereischle artistisch-palaeologische naauwkeurigheid vervaar digde, uitgaaf dier monumenten moest voorafgaan, wilde men eenig wezenlijk resultaat verwerven en dergelijke uitgaaf verwachtte men weder aller eerst van het Zeeuicsch Genootschapals iets dat de wetenschap van het Genootschap verwachten mogt. Hierover nadenkende kwam het mij voordat de hij vernieuwing uitgeschrevene prijsvraag eene on gezochte aanleiding bood om de behoefte aan zooda nige uitgaaf te doen gevoelen en op die wijze al we derom dergelijke uitgaaf voor te bereiden. Zou zij evenwel hiertoe aanleiding gevendan behoorde er ook een antwoord op de vraag in te komenwant wat het eindoordeel over zoodanige verhandeling ook zijn mogtmen kon er aanleiding uit ontleenen lot nieuwe ter zake dienende voorstellen. Bij het twij felachtige intusschen of er wel van elders een ant woord zou inkomen besloot ik ten minste iets te le veren ten einde de zaak zoo veel mogelijk levendig te houden.. Aan meer dacht ik op dien stond waar lijk niet want slechts voor iets gevoelde ik kracht. Het onderwerp was mij trouwens niet geheel en al onbekend, vermits ik er reeds in 1823 en in 1827 het mijne over had gezegden dete Middelburg en Leiden zoo wel als de te Domburg nog aanwe zige monumenten ten gevolge van herhaalde bezigti- ging mij genoegzaam bekend warenom voor mij zeiven eene betere uitgaaf er van te kunnen ontbe ren. Maar het vastgestelde tijdsbestek was te kort voor iemand, die van de oudheden geene hoofdstudie

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 7