73
iovi o(ptimo) n(aximo) texqvisius faC(xinua) of
i^c.(rifilias) y(olum) s(olvit) L(ubens) m(erito).
12. abc. PI. VI- Be voorzijde van dezen
steen heeft den oulaartempelals diepe schelpvor
mige nis, en in deze een naakt mannenbeelddaar
de, over den linkerarm afhangende, mantel geene
bedekking geeft. Met de linkerhand hield hijvol
gens de oudste leekeningenden drietand volgens
de onze veeleer een' scepter. lil den regterarm
draagt hij een' dolfijn. Het geheel wijst dus op
den Neptunus redux. Het opschrift is uitgesleten,
en op de zijkanten staan hoornen.
Afbeeldingen van den steen vindt men bij Smal-
legange ii°. 2, Danceerts PI. 6, Gargon I. 134,
n°. 3, vas Look (get. door vas Dam) I, 297 en
Cankegieter.
13. Een vierkant, doch thans zeer geschonden
altaar met de, nu ook in den eersten regel ge-
schondene inscriptie, deo keptu(«o) octavius ammius
v(otums[olcit) lfubens) u(erito). Het behoort,
blijkens al de mededeelingen tot de eerstgevonden
monumenten. Verg. N. S. N Smallegarge n°. 19,
Darckerts PI. 1 en Carregieter.
14. a. Een klein gedenkstuk, doch van veel
belang. Men vond het ten jare 1514 op het strand
hij }Vesthappel. Sedert werd het aldaar ingemet
seld in eene van de pilaren der kerk, en alzoo be
waard lot het na de jongste afbranding van dat