74 heiligdom naar het kabinet van het Zeeuwsch Ge nootschap te Middelburg is overgebragt. Eene goede afbeelding der verschillend gelezene inscriptie be stond er tot dus ver niet. Wie de vroegere opgaven wil leeren kennen, zie Gruter p. 1060, Cluve- rius G. A. p. 228, Eïndius Chron. p. 45Smal- lecange hl. 79Martin IIp. 27 Gargon I. 187, Keysliir A. S. p. 200, Cannegieter in Post. p. 154 en Reuvens, Antiqnit.ll hl. 107. Ik geef hier de lezing van den hoogl. Reuvens welke on betwistbaar is geworden door het fac simile van den heer Janssen, die op een' der zijkanten almede eenigtot hiertoe onopgemerkt geblevenbeeld werk (zie 14 i) heeft onderscheiden. Het opschrift is herculi magusano m. priminis tertius. v. s. l. m. 15. a, b, c, d. PI. VII. Deze gescheurde doch aan de vier zijden bewerkte, steen, heeft aan den voorkant eene schelpvormige nis of outaartempel waarin de Godin gezeten is op haren troon, gesteld op eene meer verhevene plaats van dat heilig dom. Haar voetsluk draagt het opschrift deae, waarbij behoort het iets lager geplaatste woord neiiaeenniae. De Godin, wier hoofd verloren is, heeft haar linkervoet op een ruitvormig voet bankje hetwelk in de oudere leekeningen wat te scherp uitkomt. Ter regter- en linkerzijde van ha ren troon vindt men den hond en den vruchtenkorf. Boven dezelve zweven er geniën met palm- of ande re takkenals waren zij zinnebeelden van eenige bijzondere uitredding.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 94