199 ten gevonden werd, en dat aan de voorstellingswijze dier voor onschendbaar geachlen ook door anderen eenige waarde werd gehecht. 6. De ongenoemde Godin. Burorina. Op denzelfden linker zijkant van het laatslbe- scbouwde monument, PI. VIII, n°. 16, onder den stroomgod, waarin wijeenen Thor hebben meencn te vindenziet men eindelijk nog een bijna naakt vrouwenbeeld, houdende met de linkerhand het afgevallen kleeden hebbende de regter uitge strekt naar iets, dat men voor een vruchtdragend gewas zou kunnen houden. Zijn nu de drie anderen Godendan zal men haar voor eene Godin moeten houden. Maar wie kan zij dan zijn? Is zij de Dea Burorina, wier naam wij op Pi. XVIII, n°. 26 aantreffenof de niet meer herkenbare op het verloren roode monument, PI. XIX, n°. IV; of zijn zij alle voorstellingen van dezelfde godheid Canneoieter heeft zich in een hijzonder geschrift en va>- Cruisselbergek en te Water hebben zich in 's Genootschaps werken bezig gehouden met navor- schingen omtrent de Burorina. Wij zijn er even wel niet verder mede gekomen; want zij blijft eene onbekende en onbestemdehetzij wij haar begroe ten als huurgodin of als patrones van Burrium. Van uit het door ons aangewezen standpunt laat zij zich evenwel gemakkelijker herkennen en bestem men. Men herinnere zich slechts de reeds meer-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 219