28 onzen SamuëlBurgemeester van Middelburg was. Deze, dat ik dit hier in 't voorbijgaan opmerke, was een groot voorstander van kunst en wetenschap, en is genoegzaam be kend uit Gargorls Walchersche Arcadiain welk leerrijk, schoon thans verouderd, werkje, hij onder den naam van Heermanen als bewoner der buitenplaats de Griffioen (aan den Seiscingel dezer Stad) op bijna elke bladzijde in een belangwekkend daglicht voorkomt (1). De bij d'Israëli zoo loffelijk vermelde reiziger is dus geen andere dan onze Samuël van de Putte. Dat hij tot Man darijn zoude verheven zijn, blijkt ons niet; schoon het zeer mogelijk, ja zelfs waarschijnlijk is: wel, dat hij de kleeding daarvan aannamdat men hem om zijne kennis der Chine- sche taal daarvoor hield, en dat hij onder dien dekmantel doorgedrongen is tot oorden, waar misschien nooit een Europeer voor hem den voet gezet had. Het is indedaad te bejam meren, dat een vroegtijdige dood hem verhinderd heeft om orde lijk mede te deelen, wat hij gezien en ondervonden had. Het was hier toch geen louter dóórtrekken en ter loops opnemen van eenen vooraf gebaanden Reisweg, maar een zes en twin tigjarig doorkruisenin alle rigtingen, van landen, toen nog door weinig beschaafde, hier en daar nog Nomadischestam men bevolkt, en zoo weinig bekend, als Mongolië, Tartarijen en het inwendige van China. Datbuiten deszelfs zeekusten nog zoo weinig gekende Hemelsche Rijk alléén, doorreisde hij 14 jaren lang. Welke ontberingen en gevaren van allerlei aard moet zoodanig Reiziger niet hebben doorgestaan en ontwor steld zijn. Welk eene geestkracht moet het deel geweest zijn van den man, die zoodanige kruistogten zes en twintig jaren volhield! Waarlijk wij mogen niet twijfelenof, wanneer de Voorzienigheid hem vergund had, weinige jaren in het Moe derland uit te rusten, en zijne Reisverhalen in het licht te gevenzijn naam zoude nu nog aan het hoofd staan der ge lukkigste en stoutmoedigste Landreizigersdie sedert Marco (Ij I 'rolijfchert. YJiss. kerkli. op 't woord Gary on.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1856 | | pagina 36