50
door den Langendelft maar achterom dit gesticht gestroomd
heeft, door de St. Geerstraat, de Morelle gang (1) en de St.
Janstraat nagenoeg in het midden te snijden en zich verder
achter de Zusterstraat met de zoogenaamde Langeweele te
vereenigen.
De gronden daartoe bij mij bestaande zijn de volgende:
1. Uit hoofde zoowel de Lange- en Kortedelft bij de on
langs plaats gehad hebbende waterpassing (2) gebleken zijn
niet lager, maar oneindig hooger, te leggen dan de voornoemde
straten, en daardoor alle vermoedens wegvallen, dat hier ter
plaatse eene later opgedroogde of gedempte arm of sprank
eener rivier zijn aanwezen zoude gehad hebben, terwijl het
evenmin te veronderstellen is, dat men naderhand juist aan
den rand van dusdanig water een zoo kapitaal gesticht als
het Gasthuis, zou hebben opgerigt, ten einde dit niet aan
onverhoopte inzakking bloot te stellen.
2. Uit hoofde de vroegere bedding dezer rivier mijns be
dunkens zich nog duidelijk voordoet, in de wederzij dsehe af-
hellingen naar het midden van de Belling- en St. Janstraat (3)
en in de lagere legging der huizen, welke in die rigting de
beide straten snijdenterwijl voor deze stelling ook schijnt
te pleiten de strekking der Stadsriolen, welke dwars onder
deze straten heenloopenen vermoedelijk zoo als meer andere
riolen in een overgebleven geul van eene vroegere gracht of
ander water zijn aangelegdalthans niet op plaatsen welke
destijds met woonhuizen waren aangevuld.
Na deze opmerking laat ik de zaak voor hetgeen zij is.
(1) Do tegenwoordige Ileerestraateerst in 1624 aan de zijde der
kaai als straat doorgeslagen.
(2) Deze waterpassing is met zeer veel zorg bewerkstelligd door den
Heer L. Janse Bz., Directeur der Gazverlichtingen eene kaart daarvan
door dezen aan het Zeeuwsch Genootschap ten geschenke gegeven.
(3) De Nieuwstraat is eerst gesticht in het jaar 1556.
De stad kocht daartoe van het Gasthuis een aan hetzelve toebehoo-
rend liuis in den Langendelft, waar thans de ingang dezer straat is (zie
stads-rekening van 1556 cn Gasthuis-rekening van 1558 fol. 28).