53 delburg' heeft bemuurd en versterkt, en van stadsregten en keuren voorzien, en dit aanleiding heeft gegeven tot het voortduren der oneenigheden tusschen Holland en Vlaan deren, tot dat in 1217 de Vlaamsche Gravin Johanna en onze Hollandsche Graaf willem i, gezamenlijk en dus in overeenstemming met het verdrag van 116J, eene keur aan de Stad Middelburg (oppidum de Middelburgo) ver leenden waardoor dan nu met goedkeuring der beide partijen Middelburg een vrije Stad bleef, schoon zij dit bij usurpatie reeds overlang geworden was. En hierop ziet dan die merkwaardige en dikwijls aange haalde zinsnede uit het Vredesverdrag van 19 Mei 1250 (1), tusschen mamabetha Gravin van Vlaanderen en den Boomsch Koning willem ii, als Graaf van Holland, welke op het volgende nederkomt: De Gravin beklaagt zich (en de Graaf stemt de juistheid dier klagte toe) dat de Koning eenige vrije steden had ge maakt, te weten Domburg en Westcappel, 'tgeen hij niet mogt doendaar in het geheele land van Zeeland Bewesten Schelde geene andere vrije stad mogt zijn dan Middelburg, hetwelk van ouds eene vrije stad geweest was, quia in tota praedicta. terra non debet esse villa franchanisi Middel- bourgquae ab antiquo fuit franclia(2). "VVat intusschen van dit alles ook zijn moge, volgens de Kronijk-schrijvers meijieus, (Annales Elandriae ad annum 1303), sceiveexus, Oud Batavie bl. 417, wagenaaii, Va- derlandsehe Historie, III, D. bl. 417 en anderenwas Mid delburg destijds reeds geheel van grachten en wallen omgeven, althans Graaf wii.lem m deed die in 1304 geheel herstel len, nadat do Vlamingen ze in het vorig jaar bij het inne men der stad, na eene belegering van acht of tien dagen, tegen het verdrag aanhadden nedergeworpen. (1) Kluit, Codex Diplomaticus, bl. 575 en voornamelijk bl. 580. (2) Bijdrage in de Middelburgsclie courant van den 27 December 1845.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1856 | | pagina 61